CADETTENSCHOOL te SEILLES
Nederlandstalige Afdeling

Herinneringen van een leerling
van de 2de Wetenschappelijke
Promotie Lt Kol SBH De Schrijver
1947-1948
Bekijk foto's

De ingangsexamens hadden plaats in november 1946 te Seilles. Dat was al voor velen een hele reis. En het begon goed... door de vorst waren leidingen gesprongen, en 's morgens was er maar één kraantje op de koer om ons te “wassen”, en dat voor ongeveer 200 kandidaten. En 's avond, voor velen was slapen in een slaapzaal met tien bedden de eerste keer, en een hoofdkussen gevecht bracht wat “ontspanning”. Maar... daar kwam een adjudant binnen en brulde : “Si ça ne finit pas de suite, on vous renvoit chez votre POEPA”. We waren nog niet binnen en we vlogen bijna buiten !

Uiteindelijk zijn een honderdtal kandidaten, Franstaligen en Nederlandstaligen, geslaagd. De Nederlandstalige Afdeling telde ongeveer 45 cadetten, 4 in de retorica, 11 in het 2de en een 30tal in de het 3de. In het 2de, waren er 6 in de Wetenschappen, 2 Latijn-Wiskunde en 3 Grieks-Latijn. Maar we kregen al de lessen samen, zelfs de wiskunde.

En zo begonnen we op 2 januari het schooljaar 1946-47. Op 30 juni 1947 moesten we dus gans het studiejaar gedaan hebben. Dat was dus lessen op zaterdagvoormiddag en ook soms op zondagvoormiddag, vier dagen verlof met Pasen, en eenmaal per zes weken een weekend van zaterdagvoormiddag tot zondag avond. Gelukkig waren er soms lange weekends van drie dagen. Dat bracht onvermijdelijk mee, dat men met acht “consignes” een gans kwartaal in de school bleef.
Daar de cadetten toch de zondagnamiddag bezoek mochten ontvangen, onderbrak het die lange periode, maar voor de ouders van de cadetten uit Vlaanderen of Luxemburg, was die reis praktisch onmogelijk. Om bv in Gent te geraken, moest men eerst de trein van Seilles-Andenne naar Namen nemen, en dan die van Namen naar Brussel-Leopoldskwartier, of de “permissionnaire” dat was een trein die van Luik naar Brussel via Namen reed, en aan alle stations stopte tot Brussel. Dan van Brussel-Leopoldskwartier per tram naar Brussel-Zuid, en de trein van Brussel-Zuid naar Gent. Men was dan al een groot deel van de zaterdag kwijt...

Het uurrooster van een dag in de cadettenschool was nogal “scherp”
06:00 opstaan
06:30 een lichte “collatie”
07:00 - 07:30 een half uur studie
07:30 ontbijt
08:00 inspectie en groet aan de vlag
08:30 - 12:30 vier uren les
12:45 - 14:00 middagmaal en vrije tijd
14:00 - 15:00
militair onderricht en sport
15:00 - 18:00 drie uren les
18:00 - 18:30 avondmaal
18:30 - 20:00 studie (vanaf 19:30 mocht men een brief schrijven)
20:00 vrije tijd of vrije studie
22:00 lichten uit
En dan waren we moe !

De eerste dag kregen we een speech van de commandant van de Nederlandstalige afdeling, kapitein Depuidt. De militaire wetten (dood met de kogel...) werden ons voorgelezen en we moesten onze aanwerving ondertekenen.

En dan kregen we onze “inboedel”: waaronder drie BD's, één met gesloten kraag, één met open kraag, een zomer BD met lange en korte broek (van Engels model), twee mutsen en twee “leeuwkens”, drie hemden en ondergoed (alles in kaki), een helm, twee paar schoenen, een koppel en beenstukken, een rugzak en een kitbag.

Het lerarenkorps van de Franstalige Afdeling, waren de leraren van de vooroorlogse Cadettenschool van Namen.
Bij de Nederlandstalige Afdeling rees een probleem, slechts twee leraren van de school van Safraanberg kwamen over naar Seilles, Mr Govaerts (den Dooie) voor Nederlands, en Mr Van der Kerken ('t Kerkske) voor Latijn, plus een nieuwe burgerleraar voor Frans, Mr De Grève (Janette). Het lerarenkorps werd aangevuld door officieren: voor wiskunde Kap-Cdt ir Van Houtte (de Muis) en Olt Verberckt, lic wisk (Ficelle), voor scheikunde en natuurkunde Olt De Caesemaecker, lic scheikunde (Keeske) en voor geschiedenis en aardrijkskunde olt Noyen, lic geschiedenis. Die drie olt waren cadetten 1937-1940; na hun demobilisatie als student, hebben ze hun humaniora beëindigd op een atheneum, en zijn naar de universiteit gegaan.
Eerste-sergent-majoor, schermmeester Laermans, gaf ons turnen, sport en schermen.

Kap Depuidt was compagniecommandant en Olt Noyen was ook onze pelotonscommandant !
Aalmoezenier Moens was de aalmoezenier van de school.
Mej Agnès Loiseau, directrice van BELAAC, de cadetten-kantine.
De onderofficieren waren de vroegere onderrichters van de school voor toegevoegde onderluitenant die voor ons in Seilles was, maar naar Geldenaken (Jodoigne) was overgebracht. Adjudant De Vroey RSM van de school, Eerste-sergeant Despas CSM van de Ned Afd, en verder Sgt Van Springel, Sgt De Bruyne en Sgt Van de Walle.

Van student werden we cadet én soldaat.
Studeren, maar ook bed “plooien”, schoenen kuisen, “blancotteren”, en maken dat er een plooi in de broek was, en... maken dat men nette nagels had en dat de voeten gewassen waren. Dat alles met het risico consignes op te lopen : studieconsignes voor punten onder 10/20, militaire consignes voor al de rest dat niet in orde was. Er waren ook andere straffen, zoals x keren rond de koer lopen, of x maal pompen. Acht consignes, was een weekend kwijt, dus een trimester op school blijven.
Er waren ook culturele activiteiten, de school was lid van “Les Jeunesses Musicales”, en we gingen soms naar het theater te Huy. Zo werd eens Shakespeare's Othello opgevoerd, op het einde van de voorstelling werd door de cadetten vurig gehandklapt en “l'auteur” geroepen. Dat heeft ons allen een weekend gekost.

We kregen in het algemeen Engelse rantsoenen. 's Morgens poridge, appelsienconfituur, 's middags regelmatig schaapsvlees, 's avonds kaas of cornedbeef. Voor de rest was alles gerantsoeneerd, we hadden wel speciale rantsoenzegels, zwarte voor zwaar werk... En als men met weekend ging, werd op onze verlofbrief een aantal zwarte zegels gekleefd. Maar wij waren als “oorlogsjeugd” gewoon aan tekorten en rantsoenen. Als de verantwoordelijke eens iets speciaals op de kop kon tikken, zoals frietvet, kregen we frieten, er was niet genoeg vet, juist genoeg voor een halve refter. De ander helft bleef dan zitten, om de eventuele rest te hebben. Eens had hij rolmops kunnen kopen, zo kregen we 's middags rolmops, 's avonds rolmops, 's anderendaags rolmops en 's avonds rolmops. Maar we hadden afgesproken, indien nogmaals rolmops opkwam, die tegen de muur van de refter te gooien.
Hetgeen gebeurde, met het gevolg dat we in veldkledij met kapotejas van 20.00 tot 24.00 uur drill hebben gehad. Maar er werd geen rolmops meer opgediend.

Alles moest in orde zijn ! Op 16 april 1947 kregen we het bezoek van Kolonel De Fraiteur, Minister van Landverdediging. Hij scheen tevreden, en alle consignes werden afgeschaft.
Helaas, hij is maar één keer gekomen...

Die zondagnamiddagen waren soms frustrerend voor de cadetten die geen bezoek kregen, in het bijzonder voor de leerlingen uit het noorden van het land. Daarom werden de zondagnamiddag wandelingen voorzien, t.t.z. marchen naar dorpen in de omgeving, Bas-Oha, Vezin, Héron, dat was toch altijd een 20 km. Eens hebben we in Bas-Oha een halfuur vrijaf gekregen, het was foor, en op het schietkraam hebben we een vogel geschoten, een echte kanarie. We mochten hem houden en iemand heeft een kooi meegebracht, en wonder boven wonder mocht die in de klas hangen.
Die vogel bleef in het algemeen kalm, maar als de Muis les gaf, begon hij te fluiten. “Smijt dat beest buiten” was de reactie van Cdt Van Houtte.

Na de examens van Pasen werden vijf van de elf korporaal benoemd, voor hun resultaten op studie- en militairgebied. Ik was erbij, en dat juist voor ons Paasverlof. En fier dat we waren met ons twee “sardientjes”.

Zo kwam snel het einde van ons eerste jaar in de Cadettenschool te Seilles.
We gingen op schoolreis, op kamp, in tenten, naar het Groot Hertogdom Luxemburg. Op het programma stond een bezoek aan het Luxemburgs bataljon te Diekirch en op de terugweg aan de Abdij van Orval.

En dan onze beste BD aan en op vakantie.

Zo kwamen we terug in september naar de retorica, vier nieuwe cadetten en een dubbelaar van de retorica vervoegden ons. We waren dus nu met zestien.
Er waren nogal veel nieuwe cadetten bijgekomen, met als gevolg, dat een herschikking van de lokalen nodig was.
Het viel goed mee voor de “retoricanen” of de “retorikers”, ver op het einde van de koer was nog een gebouw vrij, daar zouden al de cadetten van de retorica heen gaan. Het zou de “Bloc Rhéto” worden. De staf scheen ons toch serieus te nemen om ons zo afgezonderd te laten.
Ja, we waren serieuze cadetten geworden... we moesten serieus werken voor de examens van de KMS. De plezante kant van de zaak was, dat we zelf de verhuis mochten organiseren én doen. Dat heeft drie dagen geduurd, er werd nogal gelachen, maar het was 't een en 't ander, om die zware, lompe tafels en kasten, trap af en trap op te sleuren. Enfin, we waren alleen, ver van dat jong gepeupel... en we hadden zelfs geen nachtwakers meer in de gangen 's nachts.

Groot nieuws, we hebben een nieuw uitgangsuniform gekregen, aangepaste luchtmacht BD's, met open kraag, en op de kraag blauwe spiegels met een palm. Op de politiemuts, ons leeuwke op een plastieken schild in de kleur van ons jaar. We waren bijna “piloten” !!! Wij hadden allure !!!
Onze kaki BD bleef wel het dienstuniform. Maar we moesten een van onze gordels “deblancotteren” en opnieuw “bleucotteren”, nogal een vieze karwij...

Ander nieuws, de school had een vijftigtal fietsen op de kop kunnen tikken. Van die zware militaire fietsen. Voortaan gingen de uitstappen per fiets gebeuren. Onze eerste fietstocht was de vallei van de Samson. De Kleine Ket, de kleinste van de school, een Franssprekende Brusselaar, kreeg geen bezoek, en mocht dus meegaan. MAAR, hij kon niet rijden. Geen probleem, in de voormiddag heeft hij leren rijden, en hij was 's namiddags mee. In de afdaling van een straat naar de vallei verloor de Kleine Ket, werkelijk “les pédales”. We riepen hem, remt, laat je vallen, hij bleef doorrijden, recht in een ijskreemkar. Een kar met een paard, en het paard sloeg dan nog op hol op de koop toe. Eind goed alles goed, de Kleine Ket had maar een paar schrammen, het wiel van de fiets was paraplu, het paard is gestopt, aan de kar was niet veel schade die vergoed werd door de verzekering van de school.

Eindelijk gingen we schieten. We hadden wel al geweren, maar hadden nog nooit geschoten.
We gingen naar de schietstand van Tihange, dat was voorbij Huy.
Vervoer, met onze Ford 3 ton met banken.
We kregen eerst een les over het reglement op de schietstanden, zo waren we gereed. Ik denk niet dat onze onderrichters op hun gemak waren ! Maar het verliep naar wens, de eerste maal schoten we met ons geweer, een Lee Enfield MK 1, met grote bajonet... voor sommigen was het geweer met bajonet groter dan hen zelf... Later hebben we ook eens met de Sten en de Bren mogen schieten.
We voelden ons, echte soldaten...

Pasen, de eerste van de reeks ingangsexamens voor de KMS kwam eraan.
Resultaat, een ramp, slechts 5 van de 16 waren gelukt, zelfs onze “sergeant-dubbele palm”, was er niet door. Onze leraar Nederlands Mr Govaerts, was er het hart van in. Na een periode van desillusie, namen er vijf het besluit, na de eindexamens van de Cadettenschool, het leger te verlaten; zes gingen door om officier te worden via het Examen A of volgend jaar de KMS nog eens te proberen.

De laatste trimester van het schooljaar verliep in mineur voor de gebuisden, maar intensieve voorbereiding voor de anderen.
Na de prijsuitdeling was opnieuw een “schoolreis” voorzien”. Een reis in bezet Duitsland, met een bezoek en logement bij het Bataljon Bevrijding, de "Lib", die ons een prachtige infanteriedemonstratie gaf, te Duisdorf. Verder ging de reis met een bezoek aan Bonn, het Siebengebirge, en in het hotel “Petersberg” waar we ontvangen werden op een koffietafel door Mevrouw De Schrijver. En zo verder langs de Rijn, de Lorelei, de brug van Remagen, tot Koblenz, het Frans bezet gebied, waar we te gast waren bij “Le 3ème Spahi”. Dat was een tankregiment, maar ze hadden nog veel paarden voor de officieren en onderofficieren. Die onderofficieren waren Toearegs, ze hebben ons hun zadelkamer getoond, een schat, de zadels waren versierd met inlegwerk van zilver en edelstenen. Ze hebben ons ook getoond, hoe ze hun paarden deden neerleggen, door een druk aan het mondstuk geven, waar een lepel van het gebit op het verhemelte drukte. Wat niet erg dierenvriendelijk was...
Verder zijn we ontvangen geweest door General König, met Moezelwijn..., en we kregen gelukwensen voor ons onberispelijk défilé voor de generaal.

Terug op school, daar kwam de “douche”. De commandant van de school kwam ons mededelen dat onze getuigschriften niet gehomologeerd werden. Het leger had vergeten de taalwetgeving op het onderwijs toe te passen. Nederlandstalige scholen mochten niet in Wallonië gelegen zijn. Dat was niet opgevallen voor de eerste cadetten die in juni 47 uitkwamen, ze hadden reeds een gehomologeerd getuigschrift vóór ze binnen gekomen waren.
Resultaat : we mochten “midden jury” afleggen. Dat was dus examens afleggen, op het programma van de zes humaniorajaren. Gelukkig was het een bijzondere midden jury voor “oorlogsleerlingen”.
Het tweede gevolg was, holderdebolder verhuizen van de Cadettenschool naar Laken, gedurende het groot verlof.

Zo kwam het einde van de promotie De Schrijver, Ned. Afd. De vijf gelukten blokten, zes gingen voorlopig met verlof en vijf verlieten het leger.

Uiteindelijk, wat is er van de cadetten van ons jaar geworden ? : twee officieren overleden in bevolen dienst, zeven hoger officieren, één hoogleraar aan de Universiteit Gent na militaire geneesheer te zijn geweest, een onderofficier en vijf burgers.

W. Lambillotte