Anecdotes

verteld door Rik Windels

De Vis

De Vis, wat een figuur! Enerzijds iemand waar je veel bewondering moest voor hebben, want met een enorme gevarieerde kennis. Hij werd trouwens al eens, midden in een van zijn lessen Scheikunde of Biologie, onderbroken door een opgeheven vinger van iemand, die last had met een probleem driehoeksmeting, of Grieks, of of ... . Dan ging dat steevast van 'Hawel, jongen, euhhhh, dat is verdorie veertig jaar geleden, istzoniet ?", waarna hij prompt het vraagstuk begon op te lossen of de verbuiging uitleggen.

Dat hij zo goed als doof was weten we nog allemaal. Maar niet gelijk wanneer of voor gelijk wat ! Tijdens een schriftelijke test kon wel de eerste die de oplossing had gevonden die luidop voor de hele klas voorlezen, terwijl de Vis streng oplettend door de klas patrouilleerde, of toch maar niemand probeerde te spieken .... . Maar fluisteren kon niet, dan spitsten zijn oren en rukte zijn grijze hoofd naar alle kanten. En liet iemand een regel vallen, dan kwam hij snel naar de goede bank, liet het verdachte stuk hout nogmaals vallen en besloot triomfantelijk "Hawel, verdorie, jongen, dat is wel dééégelijk het zèèlfde !".

De Vis gaf ook les aan "de Walen" en moest dikwijls aan de klas vragen waar we wel gekomen waren. Hadden we geen zin in nieuwe stof, dan gingen we gewoon in de materie een paar lessen achteruit ! En als de klasoverste voor de lol de klas in het Frans had voorgesteld begon hij gewoon zijn les in het Frans ...

Van klasoverste gesproken..... De Willy Verghote bestond het de klas aan de Vis voor te stellen, terwijl hij net zo sprak als de prof zelf, zonder dat die daar erg in had, zelfs niet als de voorstelling eindigde met "Nog iets onder uw oksels, professor ?"

En toen diezelfde Willy, na een plechtigheid met défilé, waarop de Vis in een erg antieke pitteleer was verschenen, hem "in naam van heel de klas, istzoniet", had "niewaar, omdat u gisteren zo prachtig waart !!!" gefeliciteerd zei de goede man ontroerd "Hawel verdorie, jongen, het doet mij plezier, niewaar, dat de cadetten dat opgemerkt hebben, istzoniet ?

En op mijn beurt moet ik zeggen: "niewaar, dat de cadetten zeer martiaal waren ! Istzoniet ?"

We konden hem bijna doen blozen met vragen of hij liever les gaf aan jongens dan wel aan meisjes, of met het probleem of onvruchtbaarheid erfelijk was ...

En dan was er zijn naamafroeping! Telkens hij een cadet een vraag wilde stellen wilde hij zich ook absoluut de naam van die cadet herinneren, geen sinecure met de talrijke klassen waar hij les gaf. Als dat eens niet klopte, begon hij vanaf de eerste plaats vooraan links alle namen op te zeggen, tot hij ergens geblokkeerd zat, bijvoorbeeld een keer bij Brams, die in de infirmerie lag.

"Brams ?" Nee, meneer!

"Niet Brams ? Waar is Brams?" Brams is dood, mijnheer! " Brams dooood ? Hawel verdorie, jongen! Waarvan is Brams dood ?" Van het slechte eten, mijnheer! "Het slechte eten ? Krijgen de cadetten slecht eten?" Oh ja, mijnheer, er zitten muizen in het brood, mijnheer! " Muizen ? Muizen in het brood?" Ja, mijnheer! En hij, na lang peinzen:

"Hawel, verdorie, jongen, ik geloof u niet! Brams ? waar is Brams ?"

En liep het al eens de spuigaten uit en had hij wild met PS'en gestrooid, dan kon dat meestal na de les met een treurig cadettenfacie opgelost worden. Wat een goeie ziel ! Dan waren er wel anderen ....

De Poes

Zoals de Poes, die altijd aan het sukkelen was met zijn Fysicaproeven, waar hij steevast de laborant moest bijhalen ...

Die er zelden in slaagde de door hem gestelde oefeningen Analytische Meetkunde te maken, en een keer vergeefs probeerde zijn eigen examenvragen op te lossen ...

De Kitsch

En de Kitsch, die na een jaar in de "onderafdeling Lier", ons van de eerste dag neerbliksemde met zijn "En ik ken de cadetten!" en ook "Uw gezicht staat me niet aan ! Ge zijt gebuisd !" . En dan zijn onverwachte en kort afgenepen "Aantbord ... (die of die), frmls vn Smpson !", al te vaak gevolgd door een "Nul ! Naar uw plek !". Op een keer zat de klas te wachten terwijl hij nog in de gang met andere proffen aan het kletsen was. Zegt ineens de Jan Jacobs, op de hem eigen zeg maar nonchalante en hoofdschuddende manier: "Zie, straks komt hij hier binnen en zegt: Aantbord, Jààààcobs ! Frmls van Smpsn !" . En hij gaat zeggen: Wat ? Ken je ze niet ? Nul ! Naar uw plek !" Komt toch niet even later de Kitsch binnen en herhaalt quasi woordelijk het hele scenario, op dezelfde toon en met dezelfde gelaten reactie tot gevolg. De klas lag dubbel, tot woede van de Kitsch, die een paar PS-en uitdeelde, één aan de Jan "Geeft aanleiding tot lachen" en aan minstens een andere: "Lacht zonder reden !" ....

De Muis

De Muis, dat was weer een ander figuur, door de staf vaak eerbiedig "de kolonel" genoemd, wegens oud Polytechnicus.

Naargelang hij dicht of ver moest zien had hij al dan niet zijn bril nodig. Om hem aan het bord niet voortdurend op en af te zetten had hij die gewoonlijk boven zijn zeer volumineuze wenkbrauwen geplant om hem, wanneer vereist, met een geweldig gesnuif weer op zijn neus te doen belanden. Maakte iemand een fout aan het bord, hoorden we hem met zijn doorrookte stem:

"Hey, hey, Meneeeer, u bent een grapjas !". En telkens hij de klas binnenkwam was er een paar seconden paniek of hij al dan niet zou zeggen "Neem een vel !". Gene plezante, maar gene kwaaie zou ik zeggen.

De Joachim

En de Joachim (uitgesproken Joachain) ! Die bijnaam waarschijnlijk wegens zijn lyrische ontboezemingen over Joachim du Bellay, en over vele anderen trouwens, gelijk Musset, die hij praktisch kwijlend 'Muchet' uitsprak, tot onze grote lol.

Na het bestuderen van -geloof ik- 'La mare aux diables' van -denk ik weer- George Sand, waarin een meisje van onze leeftijd romantisch verwikkeld was met een in onze ogen schandalig oudere man, vroeg hij de klas wat ze wel dacht van "la petite Marie". Welke onverlaat toen in zijn beste Frans zei "ah, c'est une putain hé, Monsieur", weet ik niet meer maar de Joachain kreeg er de tranen van in de ogen. En nadat zijn hartstochtelijk pleidooi voor betrokkene was onthaald op een 'Ca, c'est des couilles en bouteilles, hé, Monsieur" was het hek helemaal van de dam. En toen iedereen in het, in die lessen verboden, Nederlands commentaar begon te geven zei hij dat hij wel bijna alles verstond, maar hier een daar een woord niet, waarop vanuit de achterste rijen "Schiefzjieker" werd gelanceerd. Arme kerel. Leek ook voortdurend loops te zijn, zat hetzij achter zijn lessenaar driftig zijn billen te zwaaien of stond een en ander tegen de rand van de eerste lessenaars heen en weer te schurken.

En dat was natuurlijk uitlokking ! De ene keer werd die rand genereus met rood krijt ingewreven, een andere keer werd het bovenstel van die bank gewoon van alle vijzen ontdaan zodat het hele geval donderend naar beneden kwam; Tja ...

Joachain beweerde dat hij met de tram naar de school kwam, maar paradeerde eens per vergetelheid over de ganse binnenkoer met nog zijn velospelden rond zijn enkels ... Het kon gebeuren dat de hele klas hardnekkig naar een hoek van de klas zat te staren, natuurlijk alleen zolang tot hij in die hoek ging staan, waarna van hoek veranderd werd. Bandieten !

De Snor

Van de Snor bleven mij bewaard zijn "Weng, weng, mijnheer ?", zijn "Een punt voor het komen, een voor het gaan, min twee voor de zorg, bye bye !" en zijn "Teken een horizontale lijn op het bord, nog langer, nog langer ...." tot de cadet op de muur verder moest gaan en tot aan de deur kwam, waar hij -weer eens- buitenvloog.

De Noyen

Van de Noyen (had die wel een bijnaam?) heb ik eigenlijk alleen goede herinneringen. Vlot, goeie prof en niet beestig in zijn examens, zin voor humor. Het staat me nog voor hoe iedereen in de allereerste les zijn naam moest zeggen en hij, aan de hand raden van welke streek men afkomstig was.

 

Rik Windels
Ken je meer anecdotes ?
Stuur ze naar rikwindels@yahoo.com of Nieuwe Kaai 43/2, 2300 Turnhout